Pak je geluksmomenten: het verhaal van reisbegeleider Martijn
Sicilië en Slovenië stonden op mijn 'reisbegeleider lijst', van noSun, afgelopen zomer. Wat heb ik daar mooie herinneringen aan. Beide…
In de zomer van 2017 ging reiziger Ton met noSun op pad voor een wandelreis op het grootste bergplateau van Europa, de Hardangervidda in Noorwegen. Na afloop schreef hij onderstaande blog, waarmee hij de reisverslagwedstrijd won. Waarom? Zijn verhaal geeft een goed beeld van zowel de prachtige reis en unieke ervaringen als de fysieke uitdagingen die de wandelreis met zich mee brengt.
Van 25 juli tot en met 1 augustus was ik met reisorganisatie noSun – What’s in a name? – op wandelreis door nationaal park de Hardangervidda in Noorwegen. Een reisverslag.
Als om half 3 ’s ochtends de wekker gaat heb ik nog maar weinig geslapen. Het heeft de ‘hele’ nacht geregend en even maak ik me nog druk of ik die 10 minuutjes naar station Delft wel droog overkom. Ik lach mezelf uit: met oog op de weersvoorspelling voor Noorwegen is dit natuurlijk een vrij onzinnige zorg… Alsof je op het punt staat een marathon te gaan lopen en van de warming-up in het startvak bang bent ‘een beetje moe’ te worden…
Zorgen over de voorspelde zomerdrukte op Schiphol blijken net zo min nodig; na de kennismaking met mijn medereizigers lever ik vlot mijn tas in (dan nog 12,3 kilo), hebben we alle tijd voor de veiligheidscontrole van handbagage en bergschoenen (dan nog reukloos en veilig om uit te trekken), doen we nog rustig een potje ‘code names’ (dan voor de meesten nog een onbekend spel) en maken een paar uur later in Oslo kennis met reisbegeleider Sander.
Hij heeft de reis door de Hardangervidda de week ervoor al met een andere groep gedaan en geeft ons alvast een indruk van wat ook ons te wachten kan staan: niet alleen hevige slagregens en bloedheet zomerweer, maar ook de ervaring om ‘s nachts meerdere keren het ijs van de tenten te moeten verwijderen, om te voorkomen dat die in zouden storten. Mijn hoop op enigszins stabiel weer maakt snel plaats voor berusting; het zal sowieso een week vol verrassingen worden, en waarschijnlijk ook van uitersten. Laat maar komen!
Voor we vanuit Oslo de trein richting startplaats Geilo pakken, krijgen we eerst nog onze tentjes en kooksetjes uitgereikt; net zo lichtgewicht (en waarschijnlijk prijzig) als de kleding waar we deze nog tussenproppen. Omdat we overal gaan wildkamperen, moeten we ook al ons voedsel vanaf dag 1 meenemen. We verdelen met elkaar 120 (!) gevriesdroogde ‘adventure food’ maaltijden, in zakken per twee en variërend van Fruity curry rice tot Farmer’s omelet en zelfs een Mousse au chocolat.
120 maaltijden lijkt veel, maar is nog altijd geen 10 x 3 x 7. In Geilo doen we daarom nog wat extra boodschappen. Als we bij de kassa aankomen ligt er slechts een dun laagje voedselwaren in het karretje, maar uitgedrukt in geld (wat is Noorwegen duur!) en calorieën (wat is roggebrood zwaar!) gaat het om een forse laatste investering.
Uiteindelijk is het gewicht van onze tassen richting de 15 kilo gestegen en beginnen we aan ons eerste toch al vrij pittige tochtje van een kleine 2 uur naar Hakkesettestøle. Een klein stukje autoweg, een paar honderd meter door een bos, over een skipiste, en dan betreden we langzaam maar zeker typische landschap van de Hardandervidda: groen en glooiend, met veel keien, mos, kleine wilgjes en talloze geel en paars gekleurde bloemetjes.
Anderhalve maand geleden lag hier nog een dik pak sneeuw – net zo voortvarend als de natuur sindsdien ontloken is, stampen wij vanavond ons kamp uit de grond. De groengekleurde plastic tentjes lijken zich enigszins geforceerd met het natuurschoon te willen mengen, alsof iemand stiekem nepplantjes in een botanische tuin heeft gezet.
Vandaag maken we al kennis met de eerste Noorse regendruppels, het lokale dierenrijk – muggen in alle soorten en maten – en de opvallende daglengte; tegen 9 uur eten we met een prachtig uitzicht nog in een zwak avondzonnetje, twee uur later stappen we in het klaarlicht onze tent in.
Na een in mijn geval prima nacht slaap nuttigen we ons eerste superstevige ontbijt. Alles wat we eten hoeven we die dag ook minder mee te sjouwen – om dezelfde reden smaakt het water tijdens de wandelingen ook zo goed, elke slok telt dubbel. Dat water tappen we overigens gewoon uit riviertjes; zo lang het stroomt is het veilig, of mag je het in ieder geval vertrouwen.
Ook vandaag voelen we al snel de eerste regendruppels. Opnieuw gaan de regenhoezen over onze tassen; met hun vrolijke kleuren een mooi tegenwicht voor de vaak sombere luchten boven ons. Vanaf nu zullen die hoezen de rest van de week nauwelijks meer opgeborgen worden. Deels uit gemakzucht, deels om een voor de hand liggende reden.
Het lopen met een zware rugzak is wennen voor mij. Hoe ik hem ook afstel en aansjor; mijn lichaam blijft sputteren tegen dat lompe ding tegen mijn rug. Mijn schouders, mijn onderrug, mijn heupen; als communicerende vaten steekt er telkens weer ergens anders een (druk)pijntje op. Intussen moeten mijn voeten ook nog flink wennen: zompige moerassen, grote keien, wiebelende hangbruggetjes, steile klimmetjes… Voor zo’n wandeltocht blijk je behoorlijk ‘agile’ te moeten zijn.
Hoe dan ook lukt het me in de loop van de dag steeds beter te genieten van het wandelen. Juist de benodigde concentratie zorgt voor een meditatieve staat en doet de uren voorbij vliegen. Bovendien worden we regelmatig beloond met mooi uitzichten. Vooral de uitgestrektheid en stilte maken op mij een grote indruk. Soms breekt het zonnetje even door; zo waar gebruiken we wat zonnebrandcrème.
Niet alleen fysiek, ook sociaal is het aan het begin van een groepsreis vaak nog even zoeken naar balans. Gelukkig blijkt ook nu weer hoe snel een groep individuen in een snelkookpan van gezamenlijke ervaringen samen kan smelten tot een hechte groep. Al snel vind ik bovendien vele en verschillende raakvlakken; met een moleculair bioloog kan ik (door mijn werk) enigszins meepraten over gen-technologie, met een boekenliefhebber wissel ik favoriete schrijvers uit. Er blijken hardlopers en klimmers in de groep te zitten, een mede-vegetariër én een mede-tuinderskind.
Iedereen is wel enigszins sportief, maar op gebied van bergwandelen lopen de ervaringen behoorlijk uiteen. Zelf voel ik me met mijn slungelige benen soms behoorlijk lomp en instabiel; meiden met 2 keer zo korte benen dartelen schijnbaar zonder moeite tegen de heuvels op en over de keien heen. Als zij de turbo aanzetten houd ik ze met geen mogelijkheid bij. Of in ieder geval niet zonder mijn enkels in gevaar te brengen. Ik mag dan denken een goede conditie te hebben en sportief te zijn, het is me inmiddels goed duidelijk dat deze week ook voor mij een fysieke uitdaging zal worden.
Deze avond starten we met onze eerste zakken adventure food. De bereidingswijze is even simpel als doeltreffend (zak open, zuurstofvanger eruit, kokend water erin, goed roeren, 7 minuten laten staan, bon appetit), de smaak is buitengewoon. Maar dat kan ook iets te maken hebben met de honger… Vandaag zitten we dicht bij een hut, Tuva genaamd, en kunnen we na het eten nog even opwarmen met een warme chocomel. We sluiten de avond af met opnieuw een potje code names: het ideale spel om na een dag intensief wandelen ook de geest nog even aan het werk te zetten.
De volgende ochtend word ik wakker van het geluid van een klapperend tentdoek, wat zich al snel vermengt met het getik van de regen, het gezoem van een verre wekker en het gesis van leeglopende luchtbedden. Helaas: de tenten moeten dit keer nat worden ingepakt.
Een dag eerder hebben we na enige aarzeling besloten voor de lange route te gaan, of eigenlijk de officiële route. De vorige groep had door fysieke tegenslag de planning wat moeten aanpassen, wij denken de in de eerste 2 dagen opgelopen achterstand nog wel te kunnen inhalen. We realiseren ons dat we daardoor wel enigszins tegen de klok in moeten gaan lopen. Tegen een min of meer onzichtbare klok, want planningen zijn hier nauwelijks te maken.
Afstanden zeggen op dit terrein sowieso niets, en ook de op de kaart gemarkeerde wandeluren zijn weinig betrouwbaar. Soms vragen we een passant – waarvan er overigens heel weinig zijn, wat voor mij positief bijdraagt aan het unieke van het landschap – een inschatting naar de volgende hut of ander herkenningspunt. Even zo veel keren krijgen we een onverwacht antwoord.
Langzaam begin ik wat handiger te worden in het wandelen op ongelijk terrein, en krijg ik een steeds beter gevoel voor de soms letterlijke valkuilen die in het landschap verstopt zitten. Welke stenen loszitten en welk mosbedje je finaal doorheen zakt; we leveren een spannende doch eerlijke strijd met de onvoorspelbare elementen van de Noorse natuur. Hieronder valt ook de regen; die valt vandaag van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat.
Op de plek waar we ons avondkamp opzetten is dit keer geen stromend water. Alleen een meertje dat door de wind in ieder geval in beweging wordt gebracht: daar doen we het voor. Ik werp me op als één van de vrijwilligers om er wel even de pannetjes te gaan vullen. In de praktijk blijkt dit een volwaardige bonusetappe. Vooral de terugweg is een uitdaging: dwars door een moeras, hoppend van steen naar steen met de pannetjes zo goed als mogelijk waterpas om zo weinig mogelijk te morsen.
Trots op onze opbrengst komen we weer aan bij het kamp, waar we er fijntjes op worden gewezen dat er van alles in drijft, of beter gezegd zwemt. Larven, is al snel de conclusie. Dan maar wat langer koken, is de oplossing. Zo eten we een half uur later nasi met Noorse melange campingkruiden, verrijkt met extra larvenextract. Hygiëne is deze week toch al ver te zoeken. Douchen is sowieso niet aan de orde, eerlijk gezegd niet eens een behoefte, en ik bedenk me dat ik mijn flesje desinfectiespul na drie dagen nog geen enkele keer gebruikt heb.
Na het eten besluit ik met een aantal anderen ondanks de regen nog tot een avondwandeling – zonder backpack lijkt het wel alsof we vleugels hebben. We lopen alvast een stukje van de route van de volgende dag en realiseren ons dat het opnieuw een pittige onderneming gaat worden. De vele neerslag maakt het terrein alleen nog maar natter, dus gladder en zompiger, en dus zwaarder. Maar dat zijn zorgen voor morgen. Voordeel van de extra inspanning is dat we in ieder geval lekker warm onze tent in duiken.
Gelukkig wordt iedereen de volgende ochtend zonder buikpijn wakker. Onze magen kunnen blijkbaar een hoop hebben. Gesterkt door dat vertrouwen, en vooral omdat we weinig tijd hebben, kiezen we vandaag voor een ontbijt van zoute pinda’s en gedroogde abrikozen. Een prima bodem! Sowieso smaakt alles deze wandelweek heerlijk. Roggebrood is een delicatesse en havermout met Nutella een ware vondst. Rond het middaguur komen we aan bij de hut Rauhelleren, en trakteren we onszelf op een volwaardige warme lunch. Hier kunnen we ook wat extra snacks kopen, maar wel tegen Noorse hutprijzen. Een reep chocola doet gemiddeld tussen de vier en vijf euro…
Ook vandaag schommelt de gemiddelde middagtemperatuur tussen de 8 en 10 graden. Los van de regen toch echt wel wat kouder dan ik voor vertrek verwacht had. Gelukkig heb ik voldoende laagjes kleding bij me en kan ik me tegen de kou prima wapenen. Halverwege de week is het een mooi moment om te evalueren of ik ga slagen in mijn voor vertrek gestelde doel; met oog op zuinig pakken al mijn meegenomen kleding minimaal één keer dragen. Ik ben aardig op weg; alleen mijn zonnepetje heb ik nog niet opgehad. Ongetwijfeld beginnen we als groep inmiddels aardig te stinken, maar van mezelf noch van anderen heb ik er last van. Sowieso loop ik het grootste deel van de tijd in regenjas en regenbroek. Die laatste biedt ook een fijne extra bescherming tegen modder en kou.
Nee, zo’n wandeltrip is bepaald geen modeshow. Maar uiteindelijk kijk je toch vooral aan tegen de regenhoes van je voorganger, en nog meer tegen je eigen voeten. Soms vertellen we onszelf of elkaar vooral niet te vergeten ook om ons heen te kijken. Op een gegeven moment verschijnt aan onze rechterhand de Hardangerjøkulen, een enorme gletsjer. Tot grote hilariteit van Sander wordt die door de groep volledig gemist… Later begaat hij zelf nog een ‘misser’, wanneer hij opeens stil houdt en geboeid in de lucht begint te staren. ‘Een steenarend, wow, hier kijk ik al 2 weken naar uit’, spreekt de biologieleraar met glinsterende ogen, en hij toont me het kippenvel op zijn armen. Zijn enthousiasme werk aanstekelijk en ook ik raak onder de indruk van het schelle geluid dat de vogel produceert. Later die avond zou een vriend hem na een post van een foto op Facebook van een illusie beroven. Het was ‘slechts’ een ruigpootbuizerd….
’s Avonds na het eten, in een prachtig ‘buitenrestaurant’, ondernemen we met de avondploeg opnieuw een extra wandeling. Ons kamp ligt aan de voet van een berg; hoe hoger we daar tegenop klauteren, hoe nietiger onze tentjes lijken, en hoe overweldigender de natuur ons toeschijnt. In de verte zien we uiteindelijk toch nog de gletsjer; vanaf nu zullen we deze regelmatig in zicht hebben en koesteren als einddoel.
Met de eerder opgelopen vertraging hebben we vandaag een pittige uitdaging voor de boeg. 7,5 uur wandelen staat er op de planning. Toch maken we ’s ochtends voor vertrek nog even tijd voor een spelletje: geen code names dit keer maar het minstens zo vermakelijke ‘wie-vindt-als-eerst-de-zuurstofvanger-in-het-adverenture-food’. Outdoor leven maakt creatief. Dat blijkt deze week wel vaker. Zo eet de één zijn maaltijden uit een frisbee, de ander uit een leeg blik, en blijkt sporttape een verrassend veelzijdige reparatietool.
Na een paar uur wandelen steken we opeens een autoweg over; gek hoe snel zoiets simpels een rare gewaarwording kan worden. Ten opzichte van de auto’s voel ik me bijna een wild beest. Als de eland die we deze week helaas niet zullen gaan zien.
Rond een uur of vier zijn we pas bij hut Dyranut: het doel voor vandaag was om al een heel eind richting de volgende hut te komen, Kjeldebu. Sander gooit een spreekwoordelijke steen in de vijver: hoe mooi zou het zijn als we vanavond deze hut al bereiken, daar onze spullen kunnen drogen, de haard kunnen opsteken, en misschien zelfs overnachten in een heus bed…? Dat laatste geeft nog niet eens de doorslag; dat doet de chocolademousse die we onszelf als beloning in het vooruitzicht stellen. Hoewel een aantal van ons er al goed doorheen zit, besluiten we gezamenlijk ervoor te gaan.
De laatste uren lopen we op een mix van nootjes, chocola, iboprufen en een flinke portie doorzettingsvermogen. Als we rond 7 uur aan komen bij de hut kunnen we de balans opmaken. We turven diverse natte voeten, een half-verzwikte enkel, een dikke knie, een pijnlijke schouder en vele blaren in alle soorten en maten. Aangedikt of niet; een omschrijving van onze toestand in een telefoontje van Sander naar Nederland, is voldoende om noSun een hutovernachting te laten betalen. We stoken de kachel op, gooien onze natte zooi in het drooghook, en genieten van elementaire zaken als een stoel, tafel, bank en keukenblad.
Voor een avondwandeling is vanavond weinig enthousiasme; in de plaats daarvan wordt voorgesteld nog even een duik in de naastgelegen rivier te nemen. Ik peins er niet over, antwoord ik. Maar meteen voel ik mijn reactie ook knagen: dit is typisch zoiets waar je alleen spijt van krijgt als je het níet hebt gedaan… Vijf minuten later, om half 11 ’s avonds, sta ik tot mijn middel in het ijskoude smeltwater. Terwijl mijn benen langzaam gevoelloos worden gooi ik happend naar adem snel wat water over de rest van mijn lijf.
Opwarmen doen we tussen de tentdoeken en stinkende schoenen in het drooghok. Zo plakken we zelfs nog een sauna vast aan deze topdag. Na nog een laatste potje code names rest alleen nog een wandeling naar het toiletgebouw; voor mij is dat net één etappe te veel. Na 11 uur wandelen over losse keien, onbetrouwbare moerassen en gladde rotsen alsnog uitglijden op de laatste trede van een door mensen gemaakt trappetje, jammer… Met een pijnlijke heup maar voldaan gevoel plof ik neer in het stapelbed.
Eerder die avond hadden we in de hut nog gezelschap gekregen van 2 Denen: een man op leeftijd en zijn kleinzoon. Opa had de jongen graag eens willen meenemen op avontuur in de bergen. Dat lukte. Ze verdwaalden, moesten bijna 4 uur omlopen, hadden te weinig eten bij zich en kwamen uiteindelijk volledig uitgeput, hongerig en verkleumd in de hut aan. Maar goed dat ze in ieder geval een hut in het vooruitzicht hadden. Dan weten we nog niet wat ons de volgende dag zélf te wachten staat…
De laatste lange wandeldag. Onverwacht blijkt het comfort van de hutovernachting een remmende werking te hebben op onze opstartsnelheid. Een luxe ontbijt, ouderwets de vaat doen, vegen… Pas om 9.45 uur laten we Kjeldebu achter ons en vertrekken we richting de volgende hut. Hier stoppen we alleen even voor wat water, we hebben haast. Intussen genieten we wel volop van het landschap en het nu best aardige weer. De groene vlaktes beginnen langzaam plaats te maken voor bruggetjes, watervallen, sneeuwvelden en kleine rotsbeklimmingen. We hebben duidelijk het mooist tot het laatst bewaard.
Aan het begin van de dag zijn we al gewaarschuwd voor een zware klim, 8 hoogtelijnen op de kaart, op ongeveer 2/3 van de route. Uiteindelijk beginnen we hier pas tegen half vijf aan. Het dreigt weer een latertje te worden… En dan is er vóór die beklimming ook nog een brede rivier waar we overheen moeten ‘hoppen’. Alle opgedane ervaring ten spijt; halverwege de oversteek verlies ik toch mijn balans en stap ik tot halverwege mijn onderbeen in het ijskoude water, dat vervolgens snel zijn weg vindt in mijn van de buitenkant zo goed waterdichte schoen. Het voelt als een moeilijke klimroute waar ik helemaal bovenin alsnog van de één na laatste greep glijdt. Balend, maar ook blij dat ik niet met tas en al omgekukeld ben, verwissel ik aan de overkant van de rivier snel mijn sokken en begin aan de klim.
In mijn eigen tempo, genietend van de inspanning en nu en dan speurend naar de rode T’tjes die de route markeren, win ik snel hoogte. Tot ik opnieuw bij een kolkende rivier aankom. Precies in het midden staat een rots met zo’n grote rode T: het smeltwater en de hevige regenval hebben het officiele pad volledig onbegaanbaar gemaakt. Het beste alternatief is een stenenrij een stukje verderop. Een groepsgenoot schreeuwt boven het geraas van het water uit dat mijn voeten hier sowieso nat gaan worden. Daar gaat mijn laatste paar droge sokken…
Als iedereen aan de overkant is gekomen willen we vooral weer door, in beweging komen. Onze natte voeten, de koude wind en de steeds hardere regen verlagen de gevoelstemperatuur verder en verder. Mijn regenjas, waar ik eerder al over twijfelde, beoordeel ik nu definitief als niet meer waterdicht: mijn armen worden langzaam net zo koud als mijn benen de avond ervoor. Sander maant ons vooral goed te blijven drinken en eten – het is goed dat we die ochtend nog wat extra nootjes hebben ingeslagen – en intussen uit te kijken naar een mogelijke kampeerplek. Maar alles wat we om ons heen zien is sneeuw en rotsen…
Na een barre tocht, waarin het me óók lukt om te genieten van de omgeving en het groepsgevoel, vinden we tegen een uur of 8 eindelijk een plek waar we de tenten kwijt kunnen. Mijn handen zijn zo verkleumd dat ik hulp nodig heb om mijn tas open te maken. Als de tent eenmaal staat doe ik 3 lagen thermokleding aan en mijn muts op en kruip ik snel in mijn eendendonzen (speciaal voor dit soort gelegenheden gehuurde) mummyslaapzak. Op mijn voeten na kom ik gelukkig snel weer op temperatuur. Anderen hebben daar nog wat meer moeite mee, zal ik later horen. Zelfs de aluminiumfolie nooddekentjes uit het EHBO-setje van Sander worden gebruikt.
De bikkels van de groep, waar ik nu ‘even’ zeker niet toe behoor, maken nog voor iedereen eten. De afwas laten we maar een keertje zitten; eventueel ongedierte nemen we vannacht op de koop toe. In mijn schuin naar de zijkant aflopende kleine tentje – lang zijn is vaak een voordeel, maar niet in een lichtgewicht outdoor tentje – probeer ik zo goed mogelijk een houding te vinden. Ik ben al lang blij dat ik droog en uit de wind lig. Voedsel en onderdak: er zijn vakanties geweest waarin ik me minder bewust was van deze primaire levensbehoeftes…
’s ochtends zijn we opgelucht dat we weer 10 mensen tellen; de meesten hebben zelfs redelijk tot goed geslapen. Bij het ontbijt gebruiken we de met kokend water gevulde pakketten adventure food als warme kruik en spelen we voor het laatst een potje zuurstofvanger. Qua tijdschema hebben we eindelijk eens een meevaller: met het gezwoeg van de avond er voor blijken we onze achterstand op het schema bijna volledig te hebben ingehaald. We hoeven nog maar ongeveer 3,5 uur tot Finse; het eindpunt van de route. Hoeven? Of mogen? Ik merk dat beide gevoelens om voorrang strijden… Hoe dan ook neem ik de laatste ochtend alle indrukken nog zo goed mogelijk in me op. Met een mooie regenboog lijkt de Noorse natuur ons uit te willen zwaaien.
Dit keer hebben we geen chocolademousse in het vooruitzicht maar warme wafels; de specialiteit van de hut die steeds dichter op ons afkomt. Na aankomst rond het middaguur blijken deze inderdaad heerlijk, net als later die middag de biertjes (van de lokale brouwerij), een warme, zelfs hete douche met zeep, en een échte maaltijd. ‘s Avonds doen we nog een evaluatie en blikken we met plezier terug op wat we allemaal hebben meegemaakt. We benoemen hoogte- en dieptepunten – ook letterlijk: van respectievelijk bergtoppen tot rivierbodems – en concluderen dat het voor veel van ons zwaar was, maar dat we het ook niet anders hadden gewild. De pijntjes en ontberingen worden snel vergeten, wat rest is de herinnering van een mooi avontuur. Als meest memorable ervaring wordt unaniem gekozen voor de zondagavondetappe: de koninginnerit van onze vakantie. We doen nog een laatste potje code names, poetsen onze tanden aan een heuse wastafel en betreden de slaapzaal voor de beste nachtrust van de week.
’s Ochtends in het drooghok vouw ik voor de allerlaatste keer mijn tent op. Ik doe het langzaam en zorgvuldig, bewust van het feit dat ik dit de komende dagen oprecht zal gaan missen. Niet zo zeer het geklooi met haringen en scheerlijnen, maar wel alles wat er mee samenhangt: het vele buiten zijn, de wijdse uitzichten, de gezellige groep, en vooral ook het avontuur.
In de trein zet ik met tegenzin mijn telefoon weer aan, en check in voor de vlucht van vanavond. Ik weet dan al weer precies hoe de route terug naar Delft eruit zal zien: 4,5 uur treinen, 0,5 uur wachten, 0,5 uur treinen, 3,5 uur wachten, 1,5 uur vliegen, 0,6 uur treinen. Volledig voorspelbaar. Overal droog, op comfortabele stoelen, en eten en drinken in overvloed. Op beide luchthavens nemen de meeste van ons nog zo veel mogelijk trappen; de automatische rollerbanden laten we als outdoor survivors nog even links liggen. Met een vreemd gevoel nemen we ten slotte afscheid en gaan we ieder weer onze eigen weg.
Op station Delft doe ik voor de laatste keer mijn backpack om en loop ik de laatste 10 minuutjes naar huis. Op bekend en volledig vlak terrein, droog en uit de wind. Dit keer kijk ik niet naar mijn voeten, maar om me heen. Naar de gerieflijke huizen, en naar de heldere (donkere!) hemel. Ik groet de buurman die zijn hond uitlaat. Ik ben weer thuis en – eerlijk is eerlijk – dat is toch ook wel weer fijn.
Word reisleider bij noSun
Denk je jouw enthousiasme over één of meerdere van onze bestemmingen over te kunnen brengen op een groep? Dan willen we je graag uitnodigen om te solliciteren naar de functie van reisbegeleider groepsreizen!
Handige reiskalender
Heb je al besloten in welke periode je op vakantie gaat? Met behulp van de noSun reiskalender kun je makkelijk zien welke singlereizen op welk moment in het jaar vertrekken. We reizen het hele jaar door, alle seizoenen komen aan bod.